Italiaanse Toestanden - Emigratieverhalen


maandag 18 maart 2013

Non sta bene



Cinzia, de secretaresse van de onderzoeksgroep middeleeuwse filosofie van de Universiteit van Pavia, keek me ernstig aan. “Non sta bene”, zei ze met een grafstem, in antwoord op mijn vraag waar professoressa Chiara was, het gaat niet goed met haar. Ik was voor de zoveelste keer  voor niets naar de universiteit gekomen, waar ik de onderzoeksafdeling weer gesloten had aangetroffen.  De gemeenschappelijke onderzoeksruimte op de eerste verdieping van het oude universiteitsgebouw, aan een galerij die uitkeek op een binnenhof met tuin en fontein, leek wel op een salon. Ze was afgesloten met een houten kozijn met veel glas waarachter je de verschillende bureaus en tafels van de promovendi kon zien staan, promovendi die er overigens ook nooit waren (bestonden ze wel?). De deur die toegang gaf tot deze salotto was altijd op slot. Ik drukte mij neus tegen de ruit en zag dat de salotto verlaten was. 

Deze keer besloot ik om toch maar eens navraag te gaan doen bij de ondersteunende afdeling, het secretariaat. Het ondersteunende personeel was wel altijd aanwezig, paraat om iets te gaan ondersteunen als er opeens iets te ondersteunen zou zijn. Maar nu Cinzia me zo onheilspellend aankeek, dacht ik opeens te begrijpen waarom mijn begeleidster er nooit was: ernstig ziek natuurlijk (kanker?). O jee. “Che cosa c’è” vroeg ik zo neutraal mogelijk, wat is er aan de hand? “Ha preso un raffreddore” zei Cinzia, nog steeds ernstig, de professor had kou gevat. Ja, ja, als dat maar goed afliep!

Teleurgesteld droop ik af naar de stanza dei dottorandi, een klein hok voor de promovendi met één bovenlicht en twee bureaus, waarvan er één van een professor Klassieke Filosofie was. Die ik ook nooit heb mogen ontmoeten tijdens mijn verblijf aan de universiteit, hoewel mij verteld werd dat ik op woensdagmorgen de kamer vrij moest laten, want dan kwam de professor er zijn nuttige studies verrichten. Gedachteloos betrad ik op een woensdagochtend de kamer en realiseerde me pas nadat ik de deur van het slot had gedaan, dat dit de professorale ochtend was. Maar de professor was er niet. Gedurende mijn kortstondige studieloopbaan aan de Universiteit van Pavia kwam er alleen een enkele keer een andere promovendus kijken of hij hier even een plekje kon vinden.

De toegang tot het studiehok had ik met veel moeite weten te veroveren op La Nagel, mijn directe begeleidster, die ik heel af en toe wel in de salotto had weten te betrappen. Toen ik de zomer voor onze komst naar Italië een kennismakingsbezoek aan de afdeling had gebracht, was ik met open armen ontvangen, nadat de verwarring over mijn geslacht was opgehelderd. Ik kon er altijd terecht, er waren bureaus genoeg, met pc en ik zou de sleutel van de salotto krijgen. Ook mijn echtgenoot (m/v) kon er terecht als hij wilde, en neem de hond ook maar gerust mee. Leuk!  Toen ik la Nagel er in september naar vroeg, was het opeens een probleem. “Maar ik moet toch een studieplek hebben?” vroeg ik paniekerig. Ik zag me niet in het appartement van Giorgio studeren, met stofzuigende echtgenoot en aandachtvragende hond. “Ja, ja” zuchtte La Nagel, ze zou het eens met de professoressa bespreken, misschien was de stanza dei dottorandi wel beschikbaar, al zou er daarvoor een officieel verzoek moeten worden gedaan, op schrift, aan de decaan. En dat kon wel even duren. 

Wonder boven wonder was dat toch snel voor elkaar en opgewonden draaide ik niet veel dagen later de eerste keer het slot in de deur van de stanza open. Een stoffig hok! Met één klein raam! Nou ja, je zat in ieder geval droog en het was redelijk warm. Alles beter dan op een bankje in het park, want dat is ‘s zomers wel leuk, maar niet als de winter nadert. Hoewel de onderzoeksafdeling dus vrijwel altijd uitgestorven was, bleek de kamer naast de stanza wel altijd bezet. De frequent in die kamer gevoerde telefoongesprekken kon ik woordelijk volgen. Gesprekken van een onderzoekster met studenten over tentamens, werkstukken, cijfers en afspraken. Gesprekken die steevast eindigden met een hele riedel aan ciao ciao ciao’s, onderbroken door toch nog een laatste mededeling en een vervolgriedel van ciao ciao ciao’s. 

Zo om de anderhalf uur ging ik maar eens even de benen strekken. Een wandelingetje over de keistraatjes van Pavia, naar een café voor een kopje koffie. Daar was het altijd druk en levendig, vol met andere mensen die kennelijk even niks te doen hadden. La dolce vita!
Professoressa Chiara heb ik uiteindelijk drie keer gezien: bij de welkomstlunch in Osteria alle Carcere, bij een afdelingslunch in Osteria alle Carcere en nog een keer een vergaderingslunch in Osteria alle Carcere. Om mijn onderzoeksproject te bespreken, maakte ze een keer per email een afspraak, die niet lang daarna afgelast werd (zieke tante, raffreddore, kanker?). Daarna heb ik nooit meer iets van mijn professoressa mogen vernemen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten