Als kind werd hij achternagezeten, door wie zijn vriendjes zouden moeten zijn, door zijn leeftijdgenoten. Ze probeerden hem aan te raken, of niet zozeer hem, maar zijn rug, die verdikking, die hij als een last met zich meedroeg. Tikkertje speelden ze, maar met dit verschil, dat hij “hem” altijd was. Geen verlossing. Misschien dat het hierdoor kwam, misschien was hij een soort Oskar uit Die Blechtrommel, maar misschien had het ook “gewoon” een fysieke oorzaak. Hoe het ook zij: van af een gegeven leeftijd groeide hij niet meer. Ook dat nog. Een gebochelde dwerg, dat was hij, hij wist niet beter. Hij was zijn bochel, hij was de dwerg. Of toch niet? Iets, diep in hem, bleef zich verzetten tegen die uiterlijke handicaps. Geestelijk had hij géén bochel, geestelijk was hij géén dwerg. Maar hoe kon hij dat bewijzen? Er met de mooiste vrouw van het dorp vandoor gaan, ja dat zou wat wezen … maar dat zat er natuurlijk niet in. Niet met dat postuur. Geen amoureuze avonturen voor hem, want de mensen kijken nu eenmaal niet gemakkelijk door de uiterlijk schijn heen. Geen lekker wijf, waarmee hij de stoere “tikkers” van het dorp een definitieve hak zou kunnen zetten. Maar een huis, als een kasteel, een onderkomen waar alle andere armoedige sloebers en zwoegers tegenop zouden kijken, dat kon wel. Als enig kind, zeldzaam in die tijd (zijn ouders hadden het risico op nog zo’n misbaksel niet willen nemen), had hij alle bezittingen van zijn ouders geërfd. Aan de wijngaarden had hij niets, hij kon er toch niet op werken (hij kon niet eens bij de druiventrossen, wat een treurigheid!) en de verkoop leverde een heel aardig bedragje op. Hij besloot een groot huis te bouwen, bijna op de top van de heuvel, met uitzicht over de vallei en de andere, schamele, woningen. Eindelijk keek hìj op de anderen neer. Het huis werd gebouwd en zijn nichtje, ook niet de mooiste, kwam bij hem wonen, vond al gauw toch een minnaar en vertrok. Toen zat hij er alleen, in dat grote huis, boven op de heuvel. Het huis werd geen bevrijding, maar voelde als een last, een nieuwe bochel. Mensen kwamen voorbij en wezen: daar woont hij, de gebochelde; gek hè, zo’n groot huis voor zo’n kleine man! Niemand kwam op bezoek. Hij besloot weg te gaan, weg uit het huis, weg uit het gebied. Een vergeefse poging om aan zijn lot te ontsnappen? Dat vertelt de geschiedenis helaas niet. Wel weten we dat het huis, inderdaad groot, inderdaad met een prachtig uitzicht over de vallei, daarna lang heeft leeggestaan. Tot het onlangs werd gekocht en verbouwd, door twee Nederlandse padrones. Eén van hen geboren in 1960, precies het jaar waarin Guglielmo, de dwerg, de gebochelde, zijn vergeefse kasteel bouwen liet.
(Dit verhaal dient te worden gelezen met op de achtergrond de muziek van de aria Povero Rigoletto, http://www.youtube.com/watch?v=9D_gDIiVG0o )
Wat een leuke weblog. Jullie schrijven hardstikke goed. Ik wens jullie veel succes met de constructie van het huis en ik kom zeker nog eens terug om een bericht te lezen.
BeantwoordenVerwijderenga je even een paar dagen werken op een buitenpost zonder internet, kom je terug: TWEE bijdragen. Goed zo, mannen!
BeantwoordenVerwijderen