Alessandro was de eigenaar van een garage die zich specialiseerde in het renoveren van oude tractoren. De garage en het terrein eromheen waren één grote uitdragerij van halfverroeste trekkers, onderdelen, gereedschappen, afval en allerlei ondefinieerbaar spul. We hadden er vanochtend een afspraak met Alessandro, om 11 uur en dus kwam deze om half 12 aanrijden. Waarna hij nog een kwartier verdween om ’zijn auto weg te zetten’. Errit scharrelde in de tussentijd wat rond over het terrein en kon zijn ogen niet geloven: „Dat bestaat toch niet, zo’n puinhoop! Moet je die tractoren zien, over een paar jaar is er niets mee van over. Zonde! Weet je wel wat die dingen waard zijn?”
Nee, dat wist ik niet want ik was geen tractorfetisjist zoals Errit en was vanochtend alleen maar meegekomen om te vertalen. Veel stelde dat vertalen trouwens niet voor want het ging voornamelijk over de verschillende modellen van het Italiaanse merk Same waar Errit een verzamelaar van was. Het ’vertalen’ kwam vooral neer op het omzetten van Italiaanse nummers in Nederlandse aangezien de antieke Same tractoren zulke spannende namen hadden als 4R10, DA25 en 450. Errit had al 21 van die tractoren thuis maar er waren nog wel modellen die hij er graag aan toe zou willen voegen. Bovendien kon hij altijd onderdelen gebruiken voor de tractoren die hij nog aan het renoveren was. En wat lag er hier veel voor ’t grijpen! Aan de zijkant van het terrein bevond zich wat voor een leek zoals ik niet meer dan een enorme berg oud ijzer was, maar waar Errit verlekkerd naar keek.
Hij klom erbovenop en trok van alles tevoorschijn. „Moej kiekn man! Hier ligt gotver een hele vooras! Zomoar te verroestn! Terwijl ik het zo goed kan gebruukn!” Maar Alessandro wilde niets verkopen. Errit begreep er niks van. Dit spul lag er zo te zien al jaren en zou er vast nog jaren blijven liggen. Als je er niks mee doet, verkoop ’t dan, vond hij. Met de moed der wanhoop bleef Errit over het terrein rondlopen waarbij hij steeds dingen aanwees en een vragende blik richting Alessandro wierp die, glimlachend, geen krimp gaf.
Maar Errit had een troef die hij kon uitspelen. Eerst liet hij Alessandro foto’s en een video zien van de grote bijeenkomst van Same verzamelaars (verSamelaars) die ieder jaar in Nederland en België gehouden wordt. Foto’s van een grote hal met tientallen prachtig gerestaureerde rood, groen en oranje glimmende Same’s. Toen hij dat zag spatten de liefdesvonkjes uit Alessandro’s ogen. Zo, nu weet hij tenminste dat hij met een serieuze liefhebber van doen heeft, dacht Errit. Dan wordt hij vast wel wat toeschietelijker. De laatste foto die Errit Alessandro liet zien was van een van zijn eigen tractoren. In plaats van het gebruikelijke hardstalen zitje zag je daar een mooi kunstleren kuipje met de naam Same erop gedrukt. Alessandro boog zich voorover om het goed te kunnen zien en zat met zijn neus bijna tegen het scherm van Errits mobieltje geplakt. Errit glunderde. „Ja, wat vinje doarvan? Mooi?” vroeg hij, ten overvloede want dat Alessandro het mooi vond was wel duidelijk. „Bello?” vertaalde ik toch maar. „Sì, sì,” aarzelde Alessandro, „ma che cos’è?” „Hoe kom je daaraan?” vertaalde ik vrij wat want het was, dat was wel duidelijk. „Zelfgemaakt,” zei Errit, „kommoar kiekn. Ik heb er nog een achterin d’auto.” en hij liep weg terwijl hij ons meewenkte.
In de vrijwel lege laadruimte van Errits busje stond iets wat op een versleten kinderzitje leek. „Hij is nog niet af,” verklaarde Errit. Hij legde uit dat hij de zitjes zelf in elkaar knutselde, van schuimrubber, op maat want op elk type Same tractor (4R10, DA25, 450 etc) zat weer een ander zitje. Alessandro bleek zeer geïnteresseerd. Of hij deze kon kopen. Ja dat kon. Voor 60€ was deze voor hem. Deal! „Kijk,” zei Errit, „zo maak ik hem een beetje lekker. Dan gunt hij me straks misschien toch nog iets.” Hij ging weer even verder rondstruinen. Alessandro keek geamuseerd toe maar gaf geen krimp. Bij een blauw, roestig exemplaar keek Errit hem weer met een vragende blik aan. Nee? Nee, zeiden Alessandro’s donkere Italiaanse ogen. Maar wacht, kon Errit voor deze tractor niet zo’n zitje maken? vroeg hij. „Tuurlijk,” zei Errit, „moar dan mot ik wel eevn de moatn weetn.” Alessandro ging op zoek naar een rolmaat of duimstok. Ergens in de garage moest die toch te vinden zijn? Na braaf tien minuten gewacht te hebben, gingen we kijken waar hij bleef. In de garage bleek Alessandro niet op zoek naar rolmaat of duimstok maar stond hij doodgemoedereerd te kletsen met een familielid/werknemer en een toevallige passant zonder duidelijke business. Hij zat ook weer aan de afsluitring van de cilinder te prutsen. Het stoeltje was alweer uit beeld verdwenen. Errit en ik keken elkaar aan en haalden onze schouders op: Italianen ...
Uiteindelijk ging Errit geheel onverwacht toch nog met iets leuks naar huis. Hij had iets vreemds gezien bij een van de roestige tractoren buiten. Een soort ijzeren raderen die aan de buitenkant van de wielen gemonteerd waren. Wat was daar de bedoeling van? „Per le risaie,” legde Alessandro uit, „voor in de rijstvelden.” Hij liet zien dat vanuit die raderen een soort tanden naar buiten kon vouwen die dan om de tractorbanden kwamen te zitten. Zo had deze in de natte glibberige rijstvelden meer grip. „Die moet ik hebben,” riep Errit meteen enthousiast, „zoiets heeft niemand in Nederland!” En warempel, dat kon, zei Alessandro. Voor 200€ kon hij er wel een stel voor hem op de kop tikken. Eindelijk beet! Als een kind zo blij reed Errit een half uur later, na nog veel meer geklets over tractoren en het verschil tussen de landbouw in Italië en Nederland, met mij terug. Hij glunderde helemaal. „Ze weetn straks niet wat ze zeen,” zei hij. Ik zag hem in mijn verbeelding al trots als een prins op zo’n bijeenkomst van Same liefhebbers rondrijden op zijn mooiste tractor. Met rijstwielen. Mij best, leuk voor hem maar ik had voorlopig genoeg van die trattori en hongerde naar echt Italiaans voedsel. „Even lunchen?” vroeg Errit. „Mij best, als het maar niet bij een trattoria is!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten