„Questa non è
Italia. Dit is Italie niet,” zei de bestuurder van de Jeep tegen ons. We waren
op weg naar de Gorropu kloof op Sardinië, een steile afdaling van 600 m over een
zeer hobbelige steenslagweg. Hij had nog niet begrepen dat we buitenlanders
waren of hij stak al van wal. Sardinië was geen Italië dus? Verbaasd keek Nico,
die op de passagiersstoel zat onze chauffeur aan. Hoezo niet? Hij speelde de
vermoorde onschuld want hij wist allang wat er komen ging: het verhaal dat zo
ongeveer alle Italianen of ze nu uit Sicilië komen of Puglia of de Veneto of
Lombardije vertellen. „Sardinië is een heel ander land met een eigen
geschiedenis, een eigen cultuur, een eigen taal. We zijn door de staat Italië
gekoloniseerd,” brieste onze gids. „Garibaldi was helemaal geen held, wat de
regering in Rome ons ook wil doen geloven. Hij was gewoon een huurling van de
Piemontese veroveraars. Wij zijn heel anders dan die corrupte Italianen!” Nico
wierp de rebelse Sardijn een ironische blik toe en vroeg glimlachend of ze op Sardinië
in tegenstelling tot op het vaste land dan wel keurig hun belasting betaalden.
Dat bleek niet het geval. „De regering in Rome heeft een systeem ontwikkeld dat
zo ingewikkeld en onrechtvaardig is dat wij niet anders kunnen dan de belasting
te ontduiken. Als we baas over onszelf zouden zijn, zou het heel anders gaan.”
Maar voorlopig leek het gedrag van de eilandbewoners toch nog erg op dat van de
door hen zo verafschuwde ’Italiaan’, dachten wij stiekem. „Maar dan zijn er
vast onafhankelijkheidsbewegingen en politieke partijen die voor afscheiding
van Italië zijn, zoals de Lega Nord in Lombardije en de Veneto?” vroeg Nico nu.
De gids zuchtte. „Ja, die waren er. Teveel zelfs. Zoveel verschillende
groeperingen die het niet eens kunnen worden en elkaar bestrijden in plaats van
de gemeenschappelijke vijand.” Goh, dat leek toch ook weer erg op de
’Italiaanse’ politiek dachten wij weer, unisono. Snel pakte de chauffeur de
positievere draad van zijn verhaal echter weer op.
„Sardinië is arm, maar dat
komt omdat we door Rome kort gehouden worden. We mogen niks zelf ontwikkelen,
er zijn allerlei doelbewust gecreëerde wetten die ons belemmeren.” Sardinië
zelfstandig? Dat zou voor het eerst sinds de Romeinen zijn, afgezien van korte,
chaotische perioden in de Middeleeuwen. Een tegenvoorbeeld hadden we dus niet
voorhanden. Maar waar zou Sardinië geld aan moeten verdienen? Visvangst,
schapen, marmer, toerisme? Ondertussen is Sardinië al wel een van de weinige
onafhankelijke regio's die Italië rijk is en heeft meer speelruimte dan de
meeste regio's op het vasteland. Maar dit soort, politieke, discussie win je
nooit en inmiddels waren in het dal aangekomen.
We stapten uit
en volgden onze gids die ons over een stroompje naar het begin van de wandeling
leidde. Hadden we iets te eten bij ons, wilde hij opeens, bezorgd, weten. Ja,
we hadden bananen bij ons. Dat stelde hem gerust. Toen hij onze waterfles uit
de rugzak zag steken, moedigde hij ons echter aan om die leeg te gooien. Het
was alleen maar onnodige ballast. Als we bij de kloof zouden komen, was er
genoeg gelegenheid om water uit de rivier te scheppen. Koel, helder,
natuurzuiver, beter bestond niet. Ik weerstond gelukkig de aanvechting om de
fles te legen.
Zo groot en zwaar was deze ook weer niet. We begonnen met de
wandeling naar de kloof, die volgens dezelfde gids eenvoudig was. „Piano, tutto
piano. Vlak, helemaal vlak,” had hij boven in het infocentrum tegen ons gezegd.
Nu zei hij dat er na de eerste bocht nog een klimmetje kwam, maar daarna was
het ’tutto piano’. Dat klimmetje begon naar ons gevoel meteen en de door hem
bedoelde klim bleek een pittig steil stukje over een pad met losse stenen. De
hele route ging nogal op en neer trouwens. Niet echt wat Nederlanders als vlak
beschouwen. Maar Sardijnen zijn nu eenmaal geen Nederlanders. Weer iets wat ze
met ’Italianen’ gemeen hebben.
Bij de kloof
was er een tweetal gidsen dat uitleg gaf over hoe je verder kon. Joia rende
meteen naar het stroompje water om haar dorst te lessen want onderweg was er
geen water te bekennen geweest. Konden we daar onze fles bijvullen misschien?
Nee, nee, dat was stilstaand water en niet schoon want honden zwommen er in en
mensen plasten verderop misschien wel in de stroom. O. Was er in de kloof dan
misschien nog drinkbaar water te vinden. Nee, ook dat niet! Gelukkig hadden we
ons flesje niet leeggegooid en ook nog niet leeggedronken, anders zouden we
urenlang van vers water verstoken zijn geweest! Met dank aan het advies van
onze Sardijnse deskundige die in dit geval ook wel meer gemeen had met zijn
landgenoten dan hem lief was. Het is ons, bevooroordeelden?, opgevallen dat er
nogal wat Italianen zijn die zich graag als expert voordoen en allerlei
wijsheden debiteren die bij nader inzien op weinig of niets gebaseerd blijken.
Vandaar dat veel (dezelfde?) Italianen er zo de nadruk op leggen dat je alleen
moet luisteren naar persone serie, di fiducia!
Onze gids was duidelijk niet di fiducia, zo concludeerden wij. Hij was
een van de vele niet serieus te nemen kletsmajoors.
Nu was het de
beurt aan de gidsen bij de kloof. Ook zij beloofden een eenvoudig eerste deel
van de weg naar het smalste deel van de canyon. Het tweede deel was al
ingewikkelder, je moest over grote stenen klimmen die spekglad waren en waar
zelfs echte bergschoenen geen gegarandeerde grip hadden. Maar het was te doen,
zeiden ze. Het derde deel was verboden terrein, alleen begaanbaar voor experts.
Ik besloot al meteen dat ik het tweede deel ook niet ging doen, ook al had ik dan
stevige schoenen aangetrokken. Om mij heen zag ik allemaal toeristen op slappe
lage schoentjes en kon alleen maar huiveren bij de gedachte dat ze daarmee over
die spekgladde stenen gingen klimmen. Maar het eerste stuk was simpel, toch?
Bovendien was de route duidelijk aangegeven met groene stippen, zei een van de
twee gidsen.
We vertrokken,
Joia huppelde enthousiast met ons mee. Al bij de eerste steenformaties waar we
overheen moesten, had ik mijn bedenkingen. Joia rende van hot naar her en had
natuurlijk geen weet van groene stippen. Al na een paar minuten klauteren over
grote stenen (hoezo gemakkelijk?) sloeg de twijfel toe: de groene stippen wezen
ons naar een met takken geïmproviseerde brug waar we overheen zouden moeten.
Kon Joia dat wel? Zou ze er niet met haar poten tussendoor zakken? Het leek ons
niks. „Nee, hier is de groene route,” riep een andere toerist die ons zag
twijfelen. Ja, maar hier is de groene stip, riepen we zonder veel overtuiging.
Misschien was de alternatieve route wel eenvoudiger? We gingen die kant op en
zagen ook daar een groene stip. Lekker dan, de verkeerde kant op gestuurd door
het mooie stippenplan. Of niet? De alternatieve route liep al snel ook dood. We
keerden terug naar de houtbrug maar ik besloot dat ik het niet verder ging
wagen. Ik had al genoeg visioenen van Joia die haar poten breekt. En mijn eigen
klimrektrauma van de middelbare school speelde ook vervaarlijk op. Nico ging
alleen verder.
Toen ik bij
het vertrekpunt terugkeerde, keken de gidsen mij verbaasd aan. Waarom was ik
teruggekomen? Het was echt eenvoudig, ook de hond zou het makkelijk kunnen.
Even later ving ik uit het gesprek dat ze met Italiaanse bezoekers hadden op
dat ze af en toe een helikopter moesten oproepen om een gewonde toerist af te
voeren die in de kloof een of meer ledematen gebroken had ... Gelukkig kwam
Nico na een minuut of veertig heelhuids terug. Aan het tweede deel met de
gladde stenen had hij zich ook maar niet gewaagd toen hij zag hoe anderen zich
daar op handen en voeten probeerden voort te bewegen. Waarschijnlijk zijn we
als noorderlingen te serio voor dit soort avonturen?
Meer leuke verhalen lezen? Koop Italiaanse Toestanden, deel 1,2 en 3!