Italiaanse Toestanden - Emigratieverhalen


woensdag 7 oktober 2015

Memories

 „Busta paga! Capisci?” Francesco stond opgewonden voor ons te gebaren om ons iets duidelijk te maken wat we niet begrepen. „Busta paga,” riep hij nog maar eens vertwijfeld. Dat begrip hoorden we wel vaker voorbij komen op de journaals van RaiUno en RaiTre en het had iets met werk en salaris te maken, dat wisten we wel. Maar onze kennis schoot tekort ten opzichte van wat Francesco ons wilde vertellen.


Al weken geleden vroeg Francesco tot vervelens toe aan zijn zus wanneer die ’Olandesi’ nu eindelijk eens kwamen. Degenen die zijn oude huisje gehuurd hadden voor een vakantie op Sardinië. Met wie hij over Nederland zou kunnen praten, het land waar hij 50 jaar geleden, in 1965, een jaar gewerkt had. En nu ze er eindelijk waren, stapte hij ook gelijk op ze, ons dus, af. Hij liep toch iedere dag door de grote achtertuin van het vakantiehuis, dat door zijn jonge neef helemaal opgeknapt was om het te kunnen verhuren. Die tuin was nog steeds zijn boomgaard en "orto", moestuin, en grensde aan de stal erachter waar hij een varken hield. In de tuin stond ook nog een kalf dat hij iedere dag verplaatste naar een nieuw stuk met vers gras. In zo’n tuin was elke dag wel wat te doen en iedere ochtend zagen we Francesco dan ook komen aanrijden in zijn oude Fiat Panda, het favoriete voertuig van de moderne landbouwer. Een koekblik op wielen.

„Buon giorno!” riep hij al meteen de eerste ochtend toen we er waren. Doodgemoedereerd stapte hij op ons af, verlegenheid kende hij niet. Hij was meer dan een kop kleiner dan wij en zijn gerimpelde huid was bruingebrand door het leven in de hier altijd schijnende zon. Maar zijn haar had hij nog en het glom ons gitzwart tegemoet. Hij leek ons een van die vele Italianen die gemakkelijk tot diep in de negentig zullen reiken voordat ze opeens, onverwacht, dood omvallen en door hun talrijke nazaten en nog taaiere generatiegenoten betreurd worden middels de zwartomrande overlijdensplakkaten op de publicatieborden in dorp en stad: „Geheel onverwacht uit ons midden weggerukt, op 98-jarige leeftijd ...” Maar nee, in dit geval was zijn blakende verschijning toch bedrieglijk, wisten we van zijn zus die ons eerder die ochtend ontvangen had. Ze kwam net met Francesco terug van het ziekenhuis, waar ze een TAC gemaakt hadden: een hartscan.

Francesco had een zwak hart, zei zijn zus met bezorgd gezicht. Vroeger zong hij zo mooi, mijmerde ze, maar toen was hij gaan roken en had hij zijn stem verpest. Zo jammer. Bovendien riepen zijn zussen en broers allemaal dat hij eens op moest houden met die liedjes uit de oude doos. „Wisten wij veel in die tijd, onbenullige jeugd die we waren. Nu zouden we hem die liedjes zo graag nog eens horen zingen!” „Nou misschien nodigen we hem wel een avondje bij ons,” riepen wij enthousiast. Ja, dat was wel een leuk idee, zei Francesco’s zus. Maar we moesten hem dan maar geen koffie of alcohol aanbieden want dat zou zijn hart geen goed doen en in nee zeggen was haar broer niet sterk. De verleiding van een borreltje zou hij maar moeilijk kunnen weerstaan.

Dat Francesco een levensgenieter was geweest (?), bleek ook uit zijn verhalen over de periode dat hij in Nederland had gewoond. Met een man of twintig uit Orosei, het plaatsje waar het vakantiehuisje stond, waren ze met een bus naar Nederland gebracht. In die tijd werkten er bij de metaalfabriek van Polynorm wel honderd Italianen, voor het merendeel uit Sardinië. Ze logeerden allemaal in een hotel in Soesterberg, een naam die hij nog goed wist uit te spreken. De klanken van ’Bunschoten’ bleken een grotere hobbel voor zijn verroeste Nederlands en die plaatsnaam begrepen we pas na veel herhaling van zijn en gokwerk van onze kant. „Soesterberg, waar de koningin woonde!” riepen we enthousiast. „Si, si,” dat wist Francesco ook nog. Sterker nog, een meisje uit Orosei was nog als huishoudster bij Juliana in dienst geweest! Misschien zouden we die eens moeten opzoeken voor wat smeuïge details over het koninklijke huishouden in die tijd!


Of Francesco ook een liefje had gehad, wilden wij weten, nieuwsgierig als altijd en geïnspireerd door de TV-programma’s ’Spoorloos’ en ’Memories’. Er verscheen een besmuikt lachje op Francesco’s gerimpelde gezicht. Nee, nee, hij had zich altijd keurig gedragen, beweerde hij en begon weer over de kwestie die hem echt interesseerde, de ’busta paga’. Pas na veel heen en weer gepraat begon ons te dagen waar hij het over had. Gedurende het jaar dat hij bij Polynorm gewerkt had, was er ook keurig pensioenpremie door het bedrijf afgedragen (het was geen Italiaans bedrijf, tenslotte). Maar terwijl zijn collega’s uit Orosei inmiddels allemaal een klein pensioentje ontvingen, kreeg Francesco niets. Domweg doordat hij het destijds bij zijn vertrek uit Nederland niet had aangevraagd. Nu wilde hij dat alsnog doen maar daarvoor had hij een bewijs nodig, een bewijs dat hij bij Polynorm gewerkt had en dat de premie was ingehouden. Een loonstrookje dus, ofwel een ’busta paga’. En dat kon hij verdraaid nog aan toe toch echt niet meer vinden in zijn spullen uit die tijd! Francesco keek er pijnlijk bij en zuchtte: „Perché non me lo danno, perché?” We konden niet een twee drie bedenken hoe we zouden kunnen helpen en haalden onze schouders op.


Om een vrolijker onderwerp aan te snijden, vroegen we maar eens naar zijn vrijetijdsbesteding in Nederland, ’s avonds en in de weekenden. Francesco ontwaakte meteen uit zijn gesomber en in zijn ogen begon het te twinkelen. Ze gingen vaak met zijn allen naar het zwembad en daar kregen ze met hun gebruinde, slanke lijven, donkere ogen en dito haren alle aandacht van de Nederlandse meisjes, die wel eens wat anders wilden dan gebruikelijke blonde, bleke kaaskoppen. En het flirten zit de Italiaanse man in de genen, daar kan hij niets aan doen, Italië is nu eenmaal het land waar de liefde (’Amore’ ... het woord alleen al!) is uitgevonden. Dus er gebeurde wel eens wat, ja, dat kon hij niet ontkennen. Er ontstonden relaties voor de duur dat ze daar in het koude kikkerland woonden, hoe kon het anders. Jongens alleen, ver van huis in een land waar de zon nooit schijnt, die zoeken een beetje geborgenheid en troost. En liefde.

Francesco verzonk even in gedachten. „En jij dan, vroegen we, had jij geen liefje?” We konden het ons niet voorstellen want charmant was hij nog steeds, ondanks zijn meer dan zeventig romantische lentes tellende leeftijd. Misschien had hij zijn hart wel in de liefde versleten? „Joke,” fluisterde Francesco opeens, „ze heette Joke.” Daar had hij wel een tijdje mee gescharreld, begrepen we uit zijn omzichtige bewoordingen. Ja, dat was een leuk meisje. Nadat hij naar Italie was teruggekeerd, had hij nog zeker acht jaar lang overwogen om definitief naar Nederland te verhuizen, zuchtte hij. Om Joke? vroegen wij ons af zonder het hem te durven vragen. Ook de Nederlandse directheid kent zijn grenzen als het té precaire zaken betreft. Maar hij had het niet gedaan en was 38 jaar lang in de groente- en fruithandel blijven steken. En nu had hij ook nog eens geen pensioen door die onvindbare ’busta paga’.


Joke. Haar achternaam wist hij helaas niet meer. Zei hij. Maar wie weet kunnen we die nog uit hem lospeuteren in een volgend praatje, zodat we ’Memories’ kunnen tippen. ’Onze’ Francesco op de Nederlandse TV, dat zou wat zijn! Wie weet lukt het. We hebben nog een paar dagen. Toch maar een borrelavond organiseren?





Geen opmerkingen:

Een reactie posten